Vonnis over Videobewaking
- 20 mrt 2015
Vonnis van het Europese Hof van Justitie over videobewaking door particulieren
Hof van Justitie van de Europese Unie
PERSCOMMUNIQUÉ nr. 175/14
Luxemburg, 11 december 2014
De richtlijn betreffende de bescherming van persoonsgegevens is van toepassing op video-opnames die worden gemaakt met behulp van een bewakingscamera die door een persoon aan zijn huis is bevestigd en op de openbare weg is gericht.
De richtlijn laat het echter toe rekening te houden met het gerechtvaardigde belang van deze persoon tot bescherming van zijn eigendom, zijn gezondheid en zijn leven, alsook ook die van zijn familie.
Volgens de richtlijn betreffende de bescherming van persoonsgegevens is het in beginsel niet mogelijk dergelijke gegevens te verwerken zonder dat de betrokken persoon hiermee akkoord is gegaan. Toch geldt dit niet voor de gegevensverwerking die door een natuurlijke persoon in activiteiten met uitsluitend persoonlijke of huishoudelijke doeleinden wordt verricht.
Ryneš en zijn gezin zijn meerdere keren door een onbekende lastiggevallen en daarnaast zijn de ramen van hun huis meerdere keren ingegooid. Om iets aan deze overlast te doen, heeft Ryneš aan de gezinswoning camerabeveiliging bevestigd die de ingang van de woning filmde, de openbare weg en ook de ingang van het huis aan de overkant.
In de nacht van 6 op 7 oktober werd een raam van het huis ingegooid door een met een katapult afgeschoten projectiel. De beelden van de bewakingscamera werden overgedragen aan de politie en met behulp van deze beelden konden twee verdachten worden geïdentificeerd tegen wie een strafrechtelijke procedure is ingesteld.
Een van de verdachten heeft echter bij het Tsjechische Instituut voor de bescherming van persoonsgegevens de rechtmatigheid aangevochten van de verwerking van de gegevens die met de bewakingscamera van Ryneš waren vastgelegd. Het Instituut heeft vastgesteld dat Ryneš daadwerkelijk de regels met betrekking tot persoonsbescherming heeft geschonden en heeft hem een boete opgelegd. Het Instituut heeft wat dat betreft onder andere naar voren gebracht dat de gegevens van de verdachte zonder diens toestemming waren vastgelegd, terwijl hij zich op de openbare weg bevond, dat wil zeggen in het gedeelte van de straat dat zich tegenover het huis van Ryneš bevond.
In het hoger beroep tussen Ryneš en het Instituut, legt de Nejvyšší správní soud (het Tsjechische hooggerechtshof in bestuurszaken) aan het Hof van Justitie de vraag voor of de door Ryneš ter bescherming van zijn leven, zijn gezondheid en zijn eigen dom gemaakte opnames (dat wil zeggen het vastleggen van persoonlijke gegevens van personen die zijn huis vanaf de openbare weg bestoken) een vorm van gegevensverwerking is die niet onder de richtlijn valt, met als argument dat het vastleggen is gebeurd door een natuurlijke persoon in activiteiten met uitsluitend persoonlijke of huishoudelijke doeleinden.
In zijn vandaag gewezen arrest herinnert het Hof er ten eerste aan dat het begrip „persoonsgegevens” in de zin van de richtlijn iedere informatie betreffen de een geïdentificeerde of identificeerbar e natuurlijke persoon omvat. Als identificeerbaar wordt iedere persoon beschouwd die direct of indirect kan worden geïdentificeerd aan de hand van één of meerdere specifieke elementen die kenmerkend zijn voor zijn of haar fysieke identiteit. Een door een camera vastgelegde afbeelding van een persoon valt derhalve onder het begrip persoonsgegevens, want hiermee kan de betrokken persoon worden geïdentificeerd.
Ook videobewaking waarbij persoonlijke gegevens worden vastgelegd en opgeslagen, valt binnen de werkingssfeer van de richtlijn, aangezien het een vorm is van geautomatiseerde gegevensverwerking.
Ten tweede stelt het Hof vast, dat de uitzondering waarin de richtlijn voorziet voor de gegevensverwerking die door natuurlijke persoon in activiteiten met uitsluitend persoonlijke of huishoudelijke doeleinden wordt verricht, strikt moet worden uitgelegd.
Zo kan een videobewakingssysteem dat de openbare ruimte bestrijkt en hierdoor buiten de privésfeer geraakt van de persoon die de gegevens verwerkt, niet worden beschouwd als „een activiteit die met uitsluitende persoonlijke of huishoudelijke doeleinden wordt verricht”.
Bij het toepassen van de richtlijn dient de nationale rechterlijke instantie tegelijkertijd ermee rekening te houden dat de bepalingen van de richtlijn het mogelijk maken rekening te houden met het gerechtvaardigde belang van degene die voor de verwerking verantwoordelijk is om zijn eigendom, zijn gezondheid en zijn leven, alsook die van zijn familie, te beschermen.
In het bijzonder kan de verwerking van persoonsgegevens allereerst plaatsvinden zonder instemming van de betrokken persoon, met name wanneer dat nodig is voor de behartiging van het gerechtvaardigde belang van degene die voor de verwerking verantwoordelijk is. In de tweede plaats hoeft een persoon niet op de hoogte te worden gebracht van de verwerking van zijn gegevens, als het informeren van betrokkene onmogelijk blijkt of met een onevenredige
inspanning gepaard zou gaan. In de derde plaats kunnen de lidstaten de reikwijdte van de in de richtlijn neergelegde rechten en plichten beperken, indien een dergelijke beperking noodzakelijk is voor het voorkomen, onderzoeken, opsporen of vervolgen van strafbare feiten of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.